Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Jezus Christus  → zijn menswording en gewone leven.

Arbeidzaamheid, vlijt

Er zijn twee natuurlijke deugden —arbeidzaamheid en vlijt— die tot één zijn terug te voeren: tot de gedrevenheid voordeel te trekken uit de talenten die iedereen van God ontvangen heeft. Het zijn deugden, omdat ze ertoe leiden de zaken tot een goed einde te brengen. Omdat de arbeid —ik preek het sinds 1928— geen vervloeking en geen straf voor de zonde is. In Genesis wordt deze realiteit vermeld voordat Adam tegen God in opstand kwam (vgl. Gen 2, 15). In de plannen van God heeft de mens altijd moeten arbeiden, om zo mee te werken aan de grandioze taak van de schepping.

Wie ijverig is, maakt goed gebruik van zijn tijd die niet alleen geld is, maar eer aan God. Hij doet wat hij moet doen en is met zijn hoofd bij wat hij doet. Niet uit routine, niet om de uren door te komen, maar als vrucht van aandachtig en rijp overleg. Daarom is hij zorgvuldig. Het Latijnse woord voor vlijt, 'diligentia', komt van het werkwoord 'diligere' en dat betekent liefhebben, waarderen, uitkiezen op grond van stipt en nauwkeurig opletten. Niet wie zich overhaast is vlijtig, maar wie met liefde en op voortreffelijke wijze zijn werk doet.

Onze Heer, volmaakt mens, koos een ambacht en hij deed dat met toewijding en gedrevenheid gedurende bijna alle jaren die Hij op deze aarde doorbracht. Hij oefende zijn beroep van handwerksman uit te midden van de andere bewoners van zijn dorp. Deze menselijke en goddelijke bezigheid toont ons aan, dat het gewone werk geen onbelangrijk detail is, maar de spil voor onze heiliging, een constante gelegenheid God te ontmoeten, Hem te loven en te eren met het werk van ons verstand en onze handen.

Een gewone weg

We hebben gesproken over de natuurlijke deugden. En misschien vraagt iemand van u zich nu af: maar een dergelijk gedrag? Moet ik me dan niet terugtrekken uit mijn gewone omgeving? Past dat wel in de wereld van alledag? Nee. Nergens staat geschreven dat de christen een wereldvreemd mens moet zijn. Onze Heer, Jezus Christus, heeft in doen en laten een andere natuurlijke deugd geprezen die mij bijzonder dierbaar is: natuurlijkheid, eenvoud.

Denk nog eens hoe Onze Heer ter wereld kwam: zoals alle mensen. Als kind en als jongeman woonde Hij in een dorp in Palestina, een onder velen. In de jaren van zijn openbare leven weerklinkt telkens opnieuw de echo van zijn dagelijks leven in Nazaret. Hij spreekt over het werk, is bezorgd voor de rust van zijn leerlingen (vgl. Mar 6, 31). Hij gaat naar iedereen toe. Er is niemand met wie Hij weigert te spreken. Hij zegt uitdrukkelijk —tot hen die Hem volgen— dat ze de kinderen niet moeten verhinderen bij Hem te komen (vgl. Luc 18, 16). Hij schetst misschien de tijd van zijn kinderjaren, als Hij de vergelijking trekt met kinderen die op het marktplein spelen (vgl. Luc 7, 32).

Is dat niet allemaal normaal, natuurlijk, eenvoudig? Kan men dan niet volstaan met het leven van het gewone leven? De mensen wennen daarentegen aan wat eenvoudig en gewoon is, en zoeken onbewust het opvallende, het gekunstelde. Het is u, net zoals mij, wel eens opgevallen: men roemt, bijvoorbeeld, de schoonheid van een paar verse, net geplukte rozen met fijne, geurige blaadjes. En dan wordt er gezegd: ze lijken wel van stof.

Alle Mariafeesten zijn grote feesten, want het zijn gelegenheden die de Kerk ons biedt Maria daadwerkelijk onze liefde te tonen. Maar als ik een feestdag zou mogen uitkiezen, dan zou dat die van vandaag zijn: het goddelijk Moederschap van de heilige Maagd.

Dit feest brengt ons ertoe enkele van de belangrijkste mysteries van ons geloof te overwegen: de menswording van het Woord, het werk van de drie Personen van de Allerheiligste Drie-eenheid. Maria, dochter van God de Vader, is door de menswording van de Heer in haar onbevlekte schoot de Bruid van de Heilige Geest en de Moeder van God de Zoon.

Toen de heilige Maagd in alle vrijheid 'ja' zei op de plannen die de Schepper haar onthulde, nam het goddelijk Woord de menselijke natuur aan: de redelijke ziel en het lichaam in de allerzuiverste schoot van Maria. De goddelijke en de menselijke natuur zijn in een enkele Persoon verenigd: Jezus Christus, waarlijk God en vanaf dat moment waarlijk Mens; Eniggeboren van eeuwigheid, voortkomend van de Vader; en eveneens vanaf dat moment als Mens de echte zoon van Maria. Daarom is de allerheiligste Maagd de Moeder van het vleesgeworden Woord, van de tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid die —zonder vermenging— voor altijd de menselijke natuur tot de zijne had gemaakt. Wij kunnen als grootste lof met luide stem deze woorden tot Maria zeggen, die de uitdrukking zijn van haar hoogste waardigheid: Moeder van God.

Het geloof van het christenvolk

Dit is altijd het vaste geloof geweest. Tegen hen die dit ontkennen heeft het concilie van Efese plechtig verklaard dat, “als iemand niet belijdt dat de Emmanuel werkelijk God is en de heilige Maagd om die reden de moeder van God, daar zij het vleesgeworden Woord van God naar het vlees heeft gebaard, hij zij in de ban” (Concilie van Efese, can 1; DS 252113).

De geschiedenis heeft de getuigenissen van de vreugde der christenen over deze heldere en duidelijke uitspraken voor ons bewaard, die nog eens bevestigden wat zij allen geloofden: “Van de eerste morgenuren tot in de nacht bleef heel het volk van Efese gespannen op de uitspraak wachten… Toen wij vernamen dat de schrijver van de godslasteringen was afgezet, begonnen wij allen als uit één mond God te verheerlijken en de Synode toe te juichen, omdat de vijand van het geloof was gevallen. Nauwelijks waren wij buiten de kerk of we werden met toortsen naar huis begeleid. Het was nacht. Heel de stad was verheugd en vol lichten” (H. Cyrillus van Alexandrië, Epistolae 24 (PG 77, 138)). Dat schrijft de heilige Cyrillus en ik kan niet ontkennen dat die uiting van vroomheid, zelfs na zestien eeuwen, een diepe indruk op mij maakt.

God geve dat ditzelfde geloof in onze harten brandt en dat van onze lippen een danklied opstijgt: immers de Allerheiligste Drie-eenheid heeft door de uitverkiezing van Maria tot moeder van Christus, mens zoals wij, ieder van ons onder haar moederlijke bescherming geplaatst. Zij is de Moeder van God en onze Moeder.

Verwijzingen naar de H. Schrift